GR5: Les Alliés-Nyon september - oktober 2010

Een heuglijk feit!! Eindelijk hebben we het Meer van Geneve bereikt. Inmiddels zijn we al heel wat jaartjes onderweg, hebben we plezier gehad, hebben we gevloekt en gescholden, hebben we royaal geld uitgegeven en hebben we honger geleden, hebben we mooie hotels gehad maar ook jeugdherbergen, gites en chambres bij praatgrage dames, hebben we blubber, rotsblokken, (doods)trappen en asfalt onder onze inmiddels bijna versleten schoenen gehad. (NB het hoofdstuk versleten schoenen is een apart hoofdstuk, waarvan de illustratie op de zolder van Hans huist: deze meneer spaart alles van zijn wandelverleden op en verzamelt dat op de vliering van een mooi jaren 30 huis in Zeist.... dus als er ooit een GR museum komt dan is daar van alles verkrijgbaar om een representatief beeld van een tot-op-de-draad versleten wandeluitrusting te bieden)

Dit traject door de Jura vanaf Les Alliés (bij Pontarlier in de buurt) was niet het moeilijkste, ook niet elke dag het allermooiste maar was alles bij elkaar toch zeer de moeite waard. Al was het alleen al vanwege de prachtige natuur, die nu eens niet net aan het ontwaken was uit een winterslaap (zie traject 2008 en jaren daarvoor) maar getooid was in schitterende herfstkleuren en doorweven was met sprookjesachtige mistflarden vroeg in de ochtend en bol stond van de herfstgeuren. En dit traject werd bovendien extra leuk omdat het weer met de dag beter werd. Begonnen we met 9 graden, hadden we soms zelfs 4 graden en ook een keer een stevige regenbui...... uiteindelijk werd het helder, zonnig, stralend blauw en stekend heet. Ook op culinair gebied was het niet verkeerd. De Jura biedt alles op het gebied van kaas en worst, dus afvallen was er niet bij (die ene dag dat er niks te eten was tussen ontbijt en avondeten was maar goed ook)

De reis naar dit gebied toe betekende inmiddels een hele dag karren. Gijs en Hans zijn experts op gps-gebied dus het aanbod aan routes was niet te tellen. Allemaal zo met hun eigen voor- en nadelen, dus dat maakt de keus er niet makkelijker op. De keuze viel op een route via Duitsland, niet vanwege snelheid of asfalt of besparing vanwege het feit dat het tolvrij was. Nee, gewoon omdat je daar goedkoop grote stukken taart kunt verorberen.

Dit jaar hadden we een nieuwe reisgenoot. Mijn maatje Marjan had andere prioriteiten en had besloten dat wij zonder haar mochten gaan. Dat leverde eerst een gevoel van teleurstelling op, want wie moest er nu naar mijn gekreun en gesteun luisteren aan het einde van de dag, en wie begreep er nu hoe zwaar het leven kan zijn als alles pijn doet en al je kleren onder de modder zitten? En wie begrijpt nou beter dat je hart op hol slaat als een prachtige man forel voor je staat te bakken en je schoenen vol stopt met oude kranten? Nou ja, niemand dus. Maar toen bood Willem, de nieuwe man in mijn leven, aan om de plaats van Marjan in te nemen. En zo was het niet nodig om te hopen dat er weer een Kurt zou zijn voor de forel en de schoenen. Behalve een luisterend oor, bood hij ook sportadvies, beval hij rekken en strekken van de beenspieren aan en analyseerde hij menselijke relaties.

Zo vertrokken er dan op zondag 26 september 3 mannen en 1 vrouw vanuit Zeist via Arnhem, Oberhausen, Frankfurt, Mulhouse en Montbeliard naar Pontarlier. Maar dat gebeurde niet voor dat Hans ons op koffie had vergast met wat lekkers erbij. Vervolgens werd alle bagage in de royale achterbak van Willem's Megane gestouwd (4 rugzakken met alles erin voor 1 week.... varierend van 9 tot 14 kilo) (die 14 kilo waren niet mijn kettingen, make-up en leuke vestjes, maar dat was de keukeninventaris van Hans, zie foto's) en vertrokken we uit koud en mistig Nederland, door koud en regenachtig Duitsland naar koud en somber Frankrijk.

De vorige keer hadden we goede ervaringen met de Campanile hotels, ook in Pontarlier. Maar dat filiaal lag niet zo gunstig voor het station en dat station was weer van belang voor de logistiek van de terugreis. Dus was er gekozen voor hotel St. Pierre in het centrum van Pontarlier. Gelukkig was er vlakbij het hotel een goede parkeergelegenheid zodat we het garagetarief van het hotel á 7 euro per dag konden benutten voor leukere doelen, zoals de dorstlesser Pelforth Brune. Het restaurant van het hotel bleek die avond gesloten en dat was maar goed ook. Zo konden we na uren zitten de benen strekken en Pontarlier zou toch wel meer restaurants hebben? Inderdaad, er waren er heel wat. Maar op één na allemaal gesloten. Er was totaal geen avondvertier. Zondagavond is hier zeker geen uitgaansavond. Of zouden we toch al weer de periode van de winterslaap hebben gekozen?

Het restaurant dat wel open was maakte de zoektocht helemaal goed. Er werd daar een sublieme kaasfondue geserveerd. En voor liefhebbers van een ander kaasgerecht was daar de warme doos: een ronde spanen doos met een hele kaas erin (Mont d'Or) met daarnaast nog eens zo ongeveer je eigen gewicht in ham en worst erbij. Met daarbij nog eens een salade. Dat hoor je eigenlijk te eten naar een dag wandelen en niet na een dag auto rijden. Deze beide kaasgerechten zouden ons nog de hele week achtervolgen op elke willekeurige menukaart. Maar de eerste keer was het nog een aangename verrassing. Na zo'n copieuze maaltijd kun je alleen nog maar plat liggen en dat deden we dus ook subiet.

De volgende dag, de eerste wandeldag, zou nog een beetje een aanloopje worden. De afgelopen jaren had ik regelmatig een diepe dip gehad de derde dag en wellicht kon dit voorkomen worden door de eerste dag niet zo hard van stapel te lopen. Het zou dus maar 4 1/2 uur lopen worden. Voordat we met dat lopen konden starten moesten we eerst naar dat punt toe reizen. Les Alliés komt niet echt op de dienstregeling van de bussen voor, dus moest er een taxi aan te pas komen. Die meneer heeft leuk aan ons verdiend. Volgens mij keek hij ons aan en riep vervolgens met veel bravour dat het 30 euro kostte. Misschien hadden we moeten afdingen. Er was geen meter of wat dan ook en waarschijnlijk stond het bedrag van 30 euro nog open in de kroeg. Maar goed, wij waren in Les Alliés en konden verder gaan waar we in 2008 waren gestopt, na een tocht door sneeuw en bagger. Die sneeuw was er de reden voor dat we vorig jaar ons plan helemaal niet hadden kunnen verwezenlijken en waren uitgeweken naar een week Rothaarsteig (met grote stukken taart en bier gebrouwen volgens het Reinheitsgebot). Nu zouden we het varkentje wel eens wassen en niets of niemand zou ons de weg naar het meer van Geneve belemmeren. Zelfs geen verkoudheid met koorts.

Het liep allemaal soepel die dag en leek er eens iets mis te gaan, dan kwam alles weer goed: muts van Gijs bleek niet kwijt te zijn, Willem kon in de ochtend nog even uitbuiken, de gps-en werkten op volle toeren en ook al waren die apparaatjes het zelden met elkaar eens, we kwamen gewoon waar we moesten komen dankzij markering op bijna iedere boomtak. Onderweg kwamen we enkele eigenaardige rotswanden tegen: het leken net platgeslagen menhirs. Willem kon de verleiding niet weerstaan en moest daar even een klimmetje aan wagen. Dat bleek een makkie te zijn en in een mum van tijd was hij boven. Maar toch dubieus dat er onder aan die rotsen 2 kruisen stonden....

Aan het einde van de route die dag werden we beloond met uitzicht op het kasteel dat op de voorkant van het boekje staat afgebeeld: Chateau de Joux. Alleen de mistflarden ontbraken maar die kregen we later die week op andere plekken wel mooi in beeld. Ons 1* hotel was een typisch voorbeeld van verlepte, verbleekte, uitgebluste, vergane glorie. Maar wel met een teiltje en borstel bij de voordeur om blubber van de schoenen te verwijderen. Willem vond de inspanning van die dag wat weinig en is nog wat steile bergen gaan beklimmen. Hij leek nooit meer terug te komen. Dat bleek o.a. te komen door een kudde gemzen of berggeiten die de aandacht hadden weten te trekken. Het restaurant van Auberge du Joux was beter dan de entourage van het hotel deed vermoeden. Niet duur en goede kwaliteit. En na afloop onze traditie van galgje spelen gevolgd.Bij gebrek aan schrijfpapier dan maar op de papieren wc handdoekjes.

Dinsdagochtend was mijn dikke keel van zondag duidelijk een verkoudheidssymptoom gebleken en voelde het niet prettig om een dag te gaan lopen. Maar ja, je kunt je moeilijk ziek melden als je de GR 5 loopt met medewandelaars in topconditie. Dus wc rol als zakdoek-aan-de-meter in de jaszak, verstand op 0 en hopen dat de buitenlucht ervoor zorgt dat alles gauw los komt. Een blaar op de hiel had zich ook al aangekondigd dus er was bij mij sprake van enige zieligheid. Gelukkig zijn apotheken in Frankrijk alom tegenwoordig en was dat dan ook de eerste middenstandszaak die we tegen kwamen. Toen dat bezoekje succesvol was verlopen konden we ons richten op de route van die dag. Daar is nogal wat verwarring en gemopper over bij de bedieners van de gps-en...... De diverse sites hadden de route die ook wel GTJ-variant wordt genoemd, aangegeven. Maar ja, wij lopen de originele GR5. Blijkt later dat wat wij gelopen toch een variant was en dat er een andere route nu de echte is, maar dat is pas duidelijk bij het eindpunt van die dag. Het lijkt me dat we het gewoon goed gedaan hebben, want zo stond het in het boekje. En het was mooi, prachtig, niet te zwaar en het leidde net zo goed naar Metabief, waar we overnachtten in hotel Etoiles et Neige. Daar aangekomen stond er een raam van het restaurant open, was de deur open, maar was er niemand van het hotel te vinden. Alleen een gast die verstijfd achter een laptop zat (een uur later nog steeds en toen wij naar het restaurant gingen om te eten zat deze jongeman nog immer als een wassen beeld op dezelfde plaats achter dezelfde laptop). Om half 6 bleek er iemand te komen die sleutels uitreikte. Naar mijn mening blinkt men hier niet uit in gastheer/vrouwschap. En dat is jammer, want de kamers zijn heel goed, het eten is lekker, de prijs is hoog, maar de sfeer is heel erg Neige, dus koud.

De volgende ochtend kozen Hans en Gijs ervoor om de route terug te lopen naar les Hopitaux Neufs en daar een bakker te zoeken en dan vervolgens geheel via de originele route richting Gros Morond te lopen. Ik bibberde nog een beetje van de koorts en wilde liever afsteken wat maar mogelijk was. Er kwam tenslotte nog een beklimming van de Mont 'Or ook aan die dag. Die bakkers hielden ons deze week aardig voor de gek. In Pontarlier was de bakker op maandag dicht, in les Hopitaux Neufs op woensdag en in Mouthe op donderdag. Zouden ze dat met elkaar hebben afgesproken? Voor de dagen erna vonden we wel een oplossing maar voor deze dag betekende het een "regime"dag (een dagje lijnen). Er was ook al geen taart (dat zou ook niet meer aantrekkelijk zijn na de verbrande pruimentaart die Willem zich de dag ervoor voor 6,50 had laten aansmeren), er bleek nergens een restaurant open te zijn (complot met de bakker?) en alleen koeien eten gras. Gelukkig konden we met het fornuis van Hans en de nodige flessen water en voer-uit-voorraad toch nog overleven. Boven op de Mont d'Or werd soep gemaakt en deelden we wat we nog aan eetbaars hadden. Na deze pauze ging het bergafwaarts. Niet zozeer met ons als wel met de route. Weiland, bos, weiland, bos en zo door tot we bij de Source du Doubs kwamen. Geen vaag pruttelend poelletje, maar een duidelijke rots met een informatiebord waar (zelfs in het engels) op stond dat er via verschillende gangen in deze rots water stroomde dat op één punt uit de rots kwam en gelijk een flinke Doubs vormde. Deze Doubs geeft zijn naam aan een departement en kronkelt op merkwaardige en onlogisch wijze door de Jura. Vormt daarbij ook nog een aantal kilometers een natuurlijke grens met Zwitserland. Zou ik een fles met een briefje in het water gooien? Een briefje voor Kurt, die aan de Doubs woon(de)t en die bij het vissen naar forel dan dat briefje vindt en meteen weet van wie het afkomstig is? Of zou ik maar gewoon met de mannen mee lopen en de laatste kilometers op weg naar onze overnachting bij Veronique Marmet verdere ondeugende gedachten uit mijn hoofd zetten? Nu zou het de beurt aan de mannen zijn om te mijmeren over iemand die ons gastvrijheid verleende. Ik denk dat Hans al een beeld van deze dame had gevormd. Volgens mij was ze ook best wel leuk, maar wel van het erg doortastende en bemoeierige type. Eentje die ook al meteen van alles over de familie vertelde en vond dat we ongeduldig waren omdat we eigen chips mee hadden gebracht ipv af te wachten wanneer zij die bij het aperitief zou serveren. Verder had ze wat trekjes van een majoor die beval dat de schoenen uit moesten en er geen rugzakken op de bedden gelegd mochten worden. Het ontbrak er nog maar aan dat ze zei hoe laat we naar bed moesten. Wel vermelde ze nog de uiterste vertrektijd: vóór 9 uur moesten we opzouten, omdat ze dan naar haar werk ging. Ook kregen we van haar te horen (maar dat stond overal in de info over Mouthe) dat dit de koudste plek van Frankrijk was, waar het ooit -41 was geweest. Afgelopen winter was dat record niet gebroken, maar het was toch maar mooi -31 geweest. Het was hier altijd gemiddeld 5 graden kouder dan in de omgeving. Dat komt omdat Mouthe in een soort kom ligt aan het einde van een gang tussen 2 bergketens, waar de koude poolwind vrij kan binnen waaien en daar zich dan nestelt. Arme Veronique, ze liep in een t-shirt met korte mouwen terwijl het nu buiten ook maar 12 graden was.

Wij waren hier terecht gekomen omdat het vermelde adres van Art et Randonnee een beetje eigenaardig had gezegd dat ze ermee gestopt waren. En dat terwijl er toch een uitgebreide levendige website van bestaat. Dit was meegedeeld door een hoogst krakerige en knorrige oude stem. Veronique bleek daar te werken en op mijn vraag hoe ze ergens kan werken waar niet meer gewerkt wordt. legde ze uit dat het nog wel bestaat maar alleen voor groepen groter dan 8 pax. en voor meerdere nachten. Het zijn stokoude mensen die niet al te veel sores meer willen en alles waar ze geen zin in hebben gewoon doorsturen naar Veronique. Ik vond het, afgezien van haar vele praten, wel een leuk adres. Met knusse kamers en een eigen huiskamer en heerlijk eten (ovenschotel van aardappel, zure room, worst uit Moutiers, spek, kaas en een salade, voorafgegaan door een Kir en vergezeld door Jura- Rose en een clafoutis als nagerecht) en niet duur. En een assortiment spelletjes dat varieerde van tarotkaarten tot dierenpuzzels van wel 49 stukjes. Helaas ontbreken er in dit soort oorden altijd wel hier of daar wat stukjes. Maar we zijn toch lekker bezig geweest.

De wens van onze gastvrouw om ons om 9 uur uit te zwaaien konden we vervullen en onze tocht ging verder richting zuid-westen. Al voor het ontbijt had Hans heerlijk brood ingekocht, met een lekker kaasje erbij, dus we konden volop picknicken die dag. Ook voor de koffie waren we weer op onze kok aangewezen want in het dorp waar we rond koffie tijd kwamen was, zoals de Wet van Wortel ons leert, alles of Fermé of A Vendre of A Louer of het was dichtgetimmerd. Dus dan maar op een picknickbank bij het plaatselijke oorlogsmonument (met extra aandacht voor een held die in het leger van Napoleon had gediend en het zo verder had geschopt dan trompetter in het leger van de prins) Veronique had ons al voorbereid op wat regen die dag en gelukkig liep dat nog wel los. Maar in de middag kregen we dan toch de kans om alle verpakkingen te openen en daar rugzakhoezen, regenbroeken en andere voorzorgsmaatregelen uit te toveren. De bospaden veranderden in tijdelijke rivierbeddingen en alles wat maar op klei leek veranderde in dikke bagger. Maar ondanks dat bleef het bos prachtig en de weilanden leken extra sappig. We hoefden niet zo lang bloot te staan aan deze wolkbreuk want al snel draaide het terug naar een lichte motregen en bovendien waren we weer een uur voor op het schema en al rond half 5 bij onze eindbestemming voor die dag in Chapelle des Bois. Aan het miniplein waren zowaar 2 hotels waarvan de door ons geboekte al gastvrij de deur open had. We werden doorgesluisd naar de droogkamer. Een hele prettige faciliteit als je met je natte zootje binnen komt. Dit is vast een vrouwenuitvinding.....

In dit hotel (La Bruyere) had men een simpel concept wat betreft de maaltijd: groente van de dag ervoor met water erbij, staafmixer erin, bouillonblokje erdoor en opscheppen maar die soep. Het smaakte niet slecht. Vlees? Iets dat alle sekten, geloven en denominaties mogen eten, dus geen gezeur (vegetariers telden niet mee): kalkoenfilet, champignons uit blik erover en een linzenprutje met worteltjes erbij. Als toetje kaas (de randjes van de kaas, dus met veel korst) of ijs. Nee, hier was geen chefkok aan te pas gekomen. Ik voel veel voor de suggestie van wonderstampot-boerenkool, klaar gemaakt door topkok Hans op zijn toverfornuis.

De volgende ochtend was alweer wandeldag 5 aangebroken. Het beloofde een zonnige dag te worden. Door de regen van de vorige dag hing er nog wel flink wat mist tussen de bergen, maar de flarden werden alras door de zon weggejaagd. En dat zorgde voor prachtige natuur, schitterende uitzichten, heerlijke bosgeuren en een koude start. Het depot de pain lag vlakbij het hotel, was zowaar open en zorgde ervoor dat we die dag van voedsel voorzien waren. Tegenover het dorp lag een steile rotswand. Leuk om naar te kijken en te mijmeren hoe het uitzicht daarvandaan zou zijn. Ook leuk als blijkt dat onze wandeling die rots in de route had opgenomen. Tevens leuk dat het nog niet warm was want zo'n steile klim doet zweten. Minder leuk is dat ik het tempo van de boys niet kon bijhouden en tijdens te zwoegtocht naar boven de weg kwijt raakte en op een enge steile wand terecht kwam. Daar hoorde ik helemaal niet te zijn, maar had dat zo direct niet in de gaten. Ik voelde me boos en verdrietig dat die uitslovers zich zo snel uit de voeten hadden gemaakt en mij hier aan mijn lot overlieten. Ze wisten toch dat ik dit soort paden doodeng vond. Uiteindelijk besloot ik terug te gaan in de hoop ergens een rood-wit teken te zien. Met de bibbers in mijn benen bewoog ik me voetjes voor voetje met het zweet in mijn handen terug langs dezelfde gevaarlijke weg. Toen ik weer het bekende teken zag en begreep waar het mis was gegaan moest ik eerst even een potje janken van opluchting, helemaal toen bleek dat held Hans als mountain rescue mij was komen zoeken. Hij sjorde mijn tas mee zodat ik iets meer vaart kon maken en zo kwamen we uiteindelijk boven. Onderweg werden we beloond met een ontmoeting met 3 gemzen. Boven gekomen was daar nog een beloning in de vorm van een adembenemend uitzicht over de Jura en enkele meertjes. Het pad werd daarna enkele kilometers een pad uit mijn dromen: kronkelend, beetje steigen beetje dalen, stapstenen, niet te moeilijk niet te makkelijk, mooie bosomgeving en af en toe een blik op de wijde omgeving. Maar aan alle goede dingen komt een eind, dus ook aan mijn droompad: kiiiiilooooometers steenslag, alsmaar rechtdoor. Wel lekker om vaart te maken en flink tijdwinst te scoren. Het zou deze dag de langste etappe worden, zo'n 27 kilometer, dus er mocht na de langzame start van de ochtend wel eens wat snelheid komen. Het einddoel van deze dag was de grensplaats La Cure. Ik hoopte met mijn hoofd of mijn voeten in Zwitserland te slapen. Dat leek mij mogelijk omdat het hotel zowel een Frans als een Zwitsers adres had en dito telefoonnummers. Maar nee, het slaapdeel lag toch helemaal in Frankrijk.

Hoewel we niet zo heel vroeg aankwamen was het weer nog zodanig lekker warm dat we buiten op het terras onze dorst konden lessen en even een zomergevoel kregen. Dat was deze dag voor het eerst toegeslagen en de korte broeken deden nog eens extra mee aan de zomersensatie. Het menu bood hier weer de bekende kaasgerechten. Maar dit keer was de kaasfondue in 2 varieteiten mogelijk: Zwitsers met Gruyere of Frans met Comte. Dus nu maar eens voor de Zwitserse variant gekozen. Kaasfondue blijkt een handige manier te zijn om oud brood te recyclen. Maar de fondue was zo dun dat het brood dit goed kon opzuigen en het geheel was zeer smakelijk. Na nog een toetje van taart of fruitsoep was het bedtijd en konden we heerlijk uitrusten van de langste etappe van deze week.

Het ontbijt was gepland voor half 8 en we verschenen keurig op tijd. Verse croissantjes en diverse soorten brood, jam, kaas, ham en worst zorgen ervoor dat we een bodem konden slaan waarmee we voldoende calorieen hadden om Zwitserland te betreden. De gps-mannen hadden voor deze dag alleen maar afdaling beloofd dus wat kon mij gebeuren? Inderdaad, er werd meer gedaald dan op welke eerdere dag dan ook. Maar dat wil niet zeggen dat er niet ook nog wat stijgwerk in zat. De wetenschap dat het meer van Geneve toch echt lager ligt dan op 1200 meter hoogte hield me op de been. Nu bleek er ook een oranje treintje tussen La Cure en Nyon te pendelen..... zou dat.....? Nee, natuurlijk niet. Aardig om te zien, dat oranje in dat groene landschap en leuk voor een regenachtig dagje, maar niet voor ons.

Na een uurtje lopen wachtte ons een leuke verrassing: we waren getuigen van de voorbereidingen van de transhumance: de verticale verplaatsing van vee, typisch voor hoger gelegen weiden in de zomer en lager gelegen dalen in de winter. De boeren wonen in principe permanent in dalen, in vaste huizen. Alleen de kudden en hun directe verzorgers verplaatsen zich. Dit verplaatsen van het vee van de zomerweiden naar het lager gelegen deel is een grote gebeurtenis, waarbij vee en bijbehorende verzorgers leuk gekleed gaan. De koeien die wij zagen waren getooid met kleine kerstboompjes op hun hoofd met daarin witte en gele papieren bloemen. Er was ook nog een kar bij die met echte bloemen versierd was en daar troonden de kalfjes in. Ook de verzorgers waren prachtig: zwarte ribfluwelen jasjes met korte pofmouwtjes (zou en je een nederlandse man in zo'n jasje krijgen?) Er werd ons verteld dat de stoet naar St. Cergue zou gaan en dat we vast onderweg nog wel meer van deze optochten zouden zien. In elk geval hoorden we ze!! 40 koeien met bellen om hun nek als carillons! En dan draven richting St. Cergue! Dat is zeker te horen. En te merken aan je schoenen! Want dit keer zat en meer strond dan blubber onder onze schoenen. En al die koeien hadden ook nog eens diarre van de stress dus daar kregen wij heel wat van mee.

Ook al zijn de bergen min of meer dezelfde als in Frankrijk, toch was het hier duidelijk Zwitersland: overal de Zwitserse vlag en alles net even een tikje meer geordend en opgeruimd (het zou me niks verbazen als er na de koeienoptocht een vrolijke stoet met Heidi's gewapend met emmers en bezems de route komt zuiveren van al die koeiepoep) In St. Cergue was het groot feest: braderie, eet en drinktentjes (iedereen boven de 18 liep wel rond met een glas wijn of schnapps midden op de dag), kinderspelen en koeienoptocht. Leuk om even toeschouwer te zijn, maar ons doel was het meer van Geneve (en de trein naar Pontarlier, waarvan maar 1 gunstige verbinding per dag bestond, dus die wilden we niet missen). Na St. Cergue werd het contstant afzinken. Via een oude Romeinse weg die nog heel herkenbaar was, een soort Via Aurelia of Cassia. Ik vond het heerlijk lopen op al die bolle keien. Regelmatig was daar dan het meer te zien, dat we al snel naderden. Met daarboven het imposante Mont Blanc massief. Wat waren wij een boffers dat het deze dag helder en zonnig was. Een mooiere tocht naar beneden kan ik me niet indenken.

Halverwege de afdaling werd er nog een lunchpauze gehouden. Dit geschiedde in de nabijheid van een hoop volk die waarschijnlijk op een staartje van het koeiencorso stonden te wachten. Dat bleek zo te zijn. Via de oude Romeinse weg kwamen de koeien van diverse boerderijen langs, op weg naar de winterstalling. Alle boerderijen tooien hun koeien met eigen kleuren en versierselen. Ook onze koeien van eerder die dag, de wit met gele en de wagen met kalfjes, kwam weer langs. Toen hielden we het voor gezien en begonnen aan de laatste kilometers naar het meer. Nyon lag daar op ons te wachten. Maar voordat we daar waren moesten we nog een vlakte met wijngaarden doorkruisen. De pinot noir, riesling en grauburgunder waren rijp voor de pluk en smaakten al lekker voordat er wijn van was gemaakt. Aangezien het vertrektijdstip van de trein naar Neuchatel niet meer in beeld was, was het van belang om het station van Nyon direct op te zoeken en ons ervan te vergewissen dat we op tijd waren. Wat een timing! Nog ruim een uur voor de trein zou vertrekken en dat betekende dat we, na alvast kaartjes te hebben gekocht, nog ruim de tijd hadden om het meer ook echt te bereiken en dat op een terrasje te vieren.

Het voelde geweldig om te beseffen dat we eindelijk hier waren. Zeker omdat het al 2 1/2 jaar geleden was dat we onze laatste GR 5 tocht maakten en het onzeker leek of we hier wel zouden komen. Dit was alvast binnen. En of er nog een volgende keer komt? Dat is de vraag en het antwoord blijft nog een verrassing.

Voorlopig zijn we weer thuis en teren op de herinnering en dromen van wat komen gaat. Geen thee meer uit een gezamenlijke pan. Geen nylon theebuiltjes meer die losgepeuterd worden en waarvan de inhoud in de natuur verdwijnt en het omhulsel in een prullebak. Geen gezeul met rugzakken en geen bagger aan de schoenen. Voorlopig geen kaasfondue meer en geen stokbrood en geen müslirepen. Geen bergpaadjes of fenomenale uitzichten. Maar een wasmachine, magnetron en 25 paar schoenen om aan te trekken! En polder met slootjes, duinen en een grijze zee. Banketstaaf en sinterklaaslootjes. Het was mooi, gezellig, fijn, ontspannen en goed om weer thuis te zijn.

Foto's
Schema Les Allies - Nyon (als spreadsheet) Route in Google Maps