GR5 Gmünd (Luxemburg) - Hellange

17 t/m 25 september 2003

Wat gaat een jaar toch snel voorbij……

Het lijkt nog maar een paar weken geleden dat we daar in dat huisje in de Belgische Ardennen zaten en dagelijks een etappe liepen van het Ardense traject van de GR5. En al snel hadden we Luxemburgse grond onder de voeten. Het eindigde toen eigenlijk wat tragisch met een zieke Marian. Die er overigens weer helemaal bovenop is gekomen (de auto niet, die is al reeds vermalen en misschien gerecycled tot een Smart of zoiets) en ons dit keer om heel andere reden in de steek liet; ze gaat eerdaags een paar weken wandelen in de Himalaya. Kijk, dat is het betere werk.
Trudy had een gebrek aan vakantiedagen, Rob had het te druk en zo waren er nog meer redenen om niet te gaan.
Gijs en ik vonden dat het toch tijd werd om het project voort te zetten, dus in het voorjaar werd het plan al gesmeed om in september 2004 bij de brug van Gmünd, aan de rivier de Our in Luxemburg, verder te gaan.
Dit keer niet met een huis als basis, maar een combi van jeugdherbergen en een hotel.
Maar onze allereerste overnachting vond plaats bij ons vaste B& B adres in Brunssum (Rob, nog bedankt).
De vrijdag van vertrek was een stralende dag en de weerdeskundigen deden volop beloften van mooi najaarsweer dat alleen nog maar mooier zo worden (maar goed dat ze op een geheim adres wonen, die lui, want anders waren ze allang van kant gemaakt wegens het niet nakomen van die beloften).
Bij wegrestaurant de Lucht was het ontmoetingspunt. En dat was een hele toer om daar te komen, met die vrijdagmiddagfiles. Maar goed, daarna was er geen vuiltje meer aan de lucht  (ha ha) en zelfs bij Eindhoven liep het gesmeerd.
Rob gaf ons die avond een rondleiding door het uitgaanscentrum van Brunssum….. Je snapt dat we daar gauw mee klaar waren…. In ieder geval was het eten bij de Griek heerlijk.
Onze gastheer had ons gewaarschuwd dat hij meestal al om 6 uur naast zijn bed staat om aan het werk te gaan. De realiteit was anders….. Gijs en ik waren om half 8 kant en klaar voor het ontbijt, maar uit de kamer van de gastheer klonk nog luid geronk. Het was wel sneu om hem wakker te maken, maar ach, hij moest er toch echt uit, want om 9 uur komt oma meestal even buurten en dan moest alles aan kant zijn.
Met een uitgebreide routebeschrijving onder de arm vertrokken wij om 8.45 richting Aken, om via Verviers en  St. Vith Luxemburg te bereiken.
Een spannende rit, want Gijs was er niet zeker van of hij voldoende benzine aan boord had om Luxemburg te halen en onderweg was er geen enkele tankmogelijkheid. Bij elke keer bergafwaarts haalde ik opgelucht adem en bij elke stijging was het weer afwachten of hij het zou halen.
Maar de beloning was groot: vooroorlogse benzineprijzen en een tot aan de rand gevulde tank.
Nog een half uurtje en we waren in Vianden. Met dat prachtige kasteel. Het schijnt wel met veel fantasie en weinig gevoel voor de werkelijkheid gerestaureerd te zijn, maar ik was toch onder de indruk. Mede door de fantastisch dominerende ligging op een heuvel midden in het stadje.
Eerst maar eens op zoek naar de jeugdherberg. Dat kon toch niet moeilijk zijn in zo’n poppestadje. Maar alles wat makkelijk is maakt een mens zelf soms moeilijk, dus…..
Het was een hele zoektocht en om een lang verhaal kort te maken, we bleken er al direct bij aankomst in Vianden voor de deur te hebben gestaan, alleen stond er niks op en waren ze op dat moment, zoals een echte jeugdherberg betaamt, gesloten. Vandaar dat wij door het stadje heen en weer reden tot we erbij neervielen.
We waren aan koffie toe en daarna aan wandelen. Daar kwamen we tenslotte voor.
Op het terras bleek dat Vianden een geliefd oord is bij Nederlanders; de plaatselijke bevolking verstaat je zonder meer en “de koffie is bruin”.
Dagelijks zouden we de autotruc toepassen, daarom waren we ook met 2 auto’s gegaan. Er zijn wandelaars die het anders oplossen, maar mij beviel dit prima.
Dus: 1 auto in Vianden, met de andere naar Gmünd en aan het einde van de dag vanuit Vianden de andere auto weer ophalen.

Om kwart over 12 waren de veters gestrikt en de eerste foto’s gemaakt en werden de eerste stappen richting Nice gezet.
Een weergaloos mooie dag was het: strakblauwe lucht, leuke dorpjes onderweg (vooral Stolzembourg, waar dat weekend een herfst-plantenmarkt werd gehouden waar ook het nodige te eten en te drinken werd aangeboden. Daar gingen wij stoer aan voorbij, er moest tenslotte ook eens gelopen worden.

Een pittig stuk die dag, veel steil stijgen en dalen, en dat werd alleen maar meer door verkeerd te lopen.
De thermosflessen van Gijs met heet water en een voorraad theezakjes bleken een schot in de roos te zijn. Tezamen met de vele bankjes die er overal waren, was dat goed voor menig relaxte rustpauze. Want we waren na Stolzembourg niks meer tegen gekomen in de vorm van terras of zo.
Wel nog een paar fabelachtig mooie uitzichtpunten. En als daar dan ook een bank stond was het zalig toeven.
Die avond verbleven we in de jeugdherberg en dat was een aangename verrassing! Pas totaal opgeknapt, voorzien van mooie douches, modern meubilair en een leuke eetzaal (alleen de beheerdame moet nog een opknapbeurt krijgen en haar venijnige waakhond moet eens op cursus). We hadden slaapzalen voor ons alleen. Das fijn, een 12p kamer helemaal voor jezelf. Dus uitgebreid alles neerzetten, ophangen en breeduit liggen. Complimenten, Vianden!
De maaltijd werd genuttigd bij de Italiaan, altijd goed voor de benodigde koolhydraten.
Na afloop nog even afgedaald tot aan de rivier en geconcludeerd dat Vianden leuk is op doorreis maar nou niet echt voor een lang weekend shoppen.
De sterrenhemel beloofde veel goeds voor de volgende dag…..
Totdat het s’nachts dus met bakken uit de hemel begon te vallen!
Dat hield op voor zonsopgang en de flarden wolken die in het dal hingen waren eigenlijk best mooi.
Tot op de tanden gewapend met regenkleding, gamaschen, paraplu en natuurlijk weer thermosflessen en theezakjes, konden wij de route direct bij de jeugdherberg beginnen. (eerst autotruc natuurlijk).
Het ging naar goed Luxemburgse gewoonte weer direct in stijgende lijn naar boven.
Ik denk dat we deze week bijna net zoveel verticaal als horizontaal gelopen hebben, en dat is dan ruim 150 kilometer.



Mensen, wie had er gedacht dat er in zo’n klein landje met zulke lage bergen zoveel te stijgen viel? Nu zijn wij best wel geoefende wandelaars en we hadden geen spierpijn, maar toch….. wel af en toe buiten adem!
Deze dag bereikten we de laatste bladzijde van het Ardennen traject. Een mijlpaal dus. Appeltaart dus.
Was er nergens!! De enige gelegenheid waar iets te consumeren viel was een triest café in Gilsdorf, maar meer dan koffie en alcohol hadden ze niet.
Dat hielden we dus nog tegoed.
We waren verder tevreden met mooie uitzichten, fraaie bossen, paddestoelen en fantaseerden taart bij de bramen die we aten.


Boekje 2 werd ingewijd, een boekje dat ons naar Schirmeck moet leiden. En dat duurt 440 km. Dus nog even wat voor de boeg. Inmiddels hadden we er sinds Visé 190 km opzitten. Maar Nice is voorlopig nog niet in zicht. Gijs twijfelt of we er ooit komen. Maar ik maak me niet druk. Als je er eenmaal bent, is het voorbij, dus kan je er maar beter voorlopig nog niet zijn. Het onderweg zijn is vaak leuker dan het arriveren.
Na de mistflarden van de ochtend was het weer aardig opgeknapt en eigenlijk was het de hele dag behoorlijk zonnig en warm.
De hele week boften we met het weer, zeker toen we later verhalen hoorden over een regenachtig Nederland, waar men dacht dat we het wel zouden opgeven met dat slechte weer (denk hierbij nog even aan de voorspelling van Krol). Wat slecht weer? Niks slecht weer! Slechts een ochtend een redelijk miezerig regentje, maar zover was het nog niet.

Die avond mochten we voor de 2e keer overnachten in onze 1 persoonskamers en we wreven al in onze handen bij de gedachte dat zoiets ons in Echternach weer te wachten zou staan, en dat voor een heeeeeel voordelig prijsje!
Maandagochtend was de autotruc wat lastig in verband met diverse wegwerkzaamheden en daaruit voortvloeiende omleidingen. Het was dan ook al half 11 toen we gingen lopen. Dit keer vonden we naast struiken vol bramen ook de nodige pruimenbomen, dus deden wij net als Jantje.
We kwamen Klein-Zwitserland binnen. Ik kende het nog van heeeeel lang geleden en vond het eigenlijk mooier dan dat het in mijn herinnering was geweest. Sprookjesachtig, spookachtig, mysterieus, onwezenlijk.
Het mooie was dat het er zo ontzettend stil was. Dat zal vast tijdens het hoogseizoen anders zijn. Tot nu toe waren we nog geen levende wezens tegengekomen tijdens het wandelen (wat doen in vredesnaam dan al die toeristen die in Vianden op de terrasjes zitten?), hier in dit gebied was het dus relatief druk, met 2 tegenliggers per uur.
Klein-Zwitserland biedt de wandelaar heel veel: ook weer stijgen en dalen natuurlijk, maar daarnaast geeft het een gevoel van oer-natuur (daar dacht Gijs anders over, maar die had dan ook deze zomer het enige Europeesche oerbos in Polen betreden), maar alles op menselijke maat. Het is behoorlijk gecultiveerd, maar op een of andere manier doen al die rots-traptreetjes toch heel natuurlijk aan.
En dan die bemoste kloven en bomen…. Schitterend! Ik met veel fantasie had de kabouters allang ontdekt, maar zelfs Gijs, met geen fantasie, zag ze volgens mij ook tussen de boomwortels rennen.


Gelukkig liepen we die dag niet door naar Echternach, zodat we de volgende dag nog een keer van al dat moois zouden kunnen genieten.
Tsja….. Echternach….. dat wil zeggen….. de jeugdherberg….
Als je eens echt een keer op de nostalgische toer wil gaan en helemaal, maar dan ook tot op het bot, terug wil in de tijd dan is de jeugdherberg Echternach een aanrader!
Allemensen… wat een tent!
Een prima beheerder, die als hobby heeft legpuzzels maken en daarvoor dan ook regelmatig het loket een uurtje sluit en dan vergeet de doucheruimte te openen. Die ook dacht dat we een dag later kwamen, terwijl hij zelf de reservering had gemaakt. Die ons naar de 2e verdieping stuurde, in weer een hele lege herberg, dus waarom niet op de eerste verdieping? Maar het was verder een beste man. Best een lekker ding trouwens.
Maar die jeugdherberg zelf….. Daar was sinds de jeugdbeweging van de jaren 30 (haast) niets veranderd! Douches zoals bij een voetbalclub – met zijn allen tegelijk in 1 grote ruimte (maar ja, ik was alleen, dus niemand kon mijn rug inzepen, bovendien waren de douches niet open), versleten zeil op de grond, tegeltjes aan de muur van voor de oorlog en een geur van petroleum.
Echt uniek in zijn soort, waarschijnlijk alleen nog in voormalig Oostbloklanden is zoiets nog te vinden. Dus eigenlijk moet dit als monument van voorbije tijden bewaard blijven.
Behalve wij, was er nog een Belgisch echtpaar, die al hun hele leven in jeugdherbergen vakantie vierden. Ze waren geroutineerde jeugdherbergers, kookten zelf en voelden zich er helemaal thuis.
Het waren 2 bezienswaardige personen, ook helemaal gekleed als echte jeugdherbergers van vroeger, zal ik maar zeggen. Het meeste fascineerde me nog de manier waarop de vrouwelijke helft van het echtpaar haar eten naar binnen werkte. Al haar ledematen deden mee. Vooral als ze kauwde deden de spieren van het hele gezicht goed hun werk, het voorhoofd, de oren, de kin….alles kauwde mee. En dan het uitlepelen van een verpakking honing! Kostelijk. Een theelepeltje werd beetgepakt, de tenen bewogen mee, de tong hing uit de mond van inspanning en na afloop werd het lepeltjes grondig schoongelikt.
Echt iets voor in een film van Bert Haanstra.

 
Het hele gebeuren in en om de jeugdherberg deed me trouwens denken aan een zwart-wit film.
Alles bij elkaar had ik de 2 overnachtingen hier voor geen goud willen missen. Een hele aparte belevenis.
Voor het avondeten vonden we weer een Italiaan en de avond erna een Portugees.
Opvallend hoeveel Portugezen er in Luxemburg zijn, zeker in het zuidelijke deel, maar ja, dat ligt dan ook daar dichterbij. Volgens Gijs zijn er veel Portugezen in de bouw werkzaam in Luxemburg en die willen natuurlijk ook eten en drinken. Zoiets zal het wel zijn.
En als dan een Portugese kroegbaas is die Italiaans spreekt, een Poolse vrouw heeft en bovendien zijn toiletten alleen maar toegankelijk heeft gemaakt via de kegelbaan, dan begin je toch wel te denken dat je door de spiegel van Alice in Wonderland bent gestapt.
Dinsdag mochten we het Müllerthal weer in, het laatste deel van Klein-Zwitserland.
Om vervolgens weer door Echternach te komen. Nu zagen we het overdag in volle glorie en was het een bedrijvig stadje, ook weer vol Nederlandse toeristen.
We moesten natuurlijk even de Willibrord-basiliek in. Tenslotte liepen we dit pad als uitvloeisel van het Pelgrimspad, komende uit Amsterdam, via diverse Pelgrimsoorden.
En maar hopen dat de opgestoken kaarsjes de gebeden naar boven zouden begeleiden en dat die uitkomen.
Een stuk liepen we vervolgens langs de oever van de Sûre, waar de Our inmiddels in was uitgekomen. We verbaasden ons over de grote hoeveelheid (vaak onaantrekkelijke) campings langs de rivier. Verder zuidelijk, langs de Moezel, waren de campings veel smeuïger.
Inmiddels waren we in het meest oostelijke stuk van Luxemburg aangekomen. Zo heb je dat tijdens zo’n wandeling vaak…… Het hoogste punt, het steilste stuk, het meest vermoeiende traject, de regenachtigste dag, de zwaarste dag en nu dus het meest oostelijke deel van Luxemburg.
Het eindpunt daar was Moersdorf. En daar zagen we dat het de volgende dag alweer direct met een steile klim zou beginnen. De spieren deden het nog prima, maar ik voelde duidelijk dat ik ham-strings had, iets wat je normaal niet bewust bent. Zo voelde ik langzamerhand wel meer dingen die ik normaal niet voelde.
Maar iedere ochtend leek het weer over, dus konden we nog even doorgaan.
De volgende ochtend dus inderdaad dat steile stuk. Bleek maar een stukje te zijn.
Zo snel als dit keer waren we nog nooit verdwaald, we liepen nog geen 2 minuten. Maar ja, het boekje sprak van plateau  en afdalen langs rotstrappen. Dat plateau was een gewoon normaal grasveldje en voor je bij die rotstrappen was, moest je even linksaf, maar welke linksaf? Dit was dus even een misser. Het betekende wel een nieuw record, verdwalen binnen 2 minuten na de start.
Vandaag zouden we in een gebied komen waar ik me al een tijdje op had verheugd: de wijngaarden. Mijn slijterskennis over druivenrassen borrelde naar boven en ik wilde Gijs graag van alles vertellen over de Auxerrois, Riesling, Rivaner en Elbling, typische Luxemburgse druivenrassen.
Bleek ik niks te hoeven vertellen, want regelmatige stonden er ‘leerborden’langs de weg, met van alles over druiventeelt, ziekte- en insectenbestrijding en de bezigheden in de wijngaard.
We hadden rond lunchtijd een leuke ontmoeting met een aantal wegwerkers, die wellicht iets te vieren hadden. Ik kan me tenminste niet voorstellen dat wegwerkers normaal in hun middagpauze een barbequetje aansteken, kratten pils nuttigen en dozen taart op een geïmproviseerde tafel hebben staan en dat alles op een brug over een riviertje. Ze zaten een beetje verdekt opgesteld en toen ze ons hoorden aankomen schoot er 1 tevoorschijn om te kijken of het goed volk was. Was misschien bang dat het de baas himself was, die kwam controleren. Waarom zijn we eigenlijk hieraan voorbij gelopen? Er zat tenslotte nog taart in de doos.
Nee, wij liepen door, op weg naar Manternach. Het boekje beloofde daar een glaasje (=café), dus dat was hoopvol.
IJdele hoop, zo bleek. Dat is toch wel vaak, moet ik zeggen. De beloofde kroeg is 1. voorgoed gesloten 2. tijdelijk gesloten 3. net op dat moment even gesloten. 4. lijkt gesloten, maar heeft een klemmende deur 5. kan maar beter sluiten, want het is een treurige bedoening.
Gelukkig is er ook nog mogelijkheid 6. en dat is: verdient een pluim, want komen met keukenrol aandragen als je een beetje nat van de regen binnenkomt en vinden ons dan ook nog eens kampioenen en hebben bovendien heerlijke koffie.
Van Manternach naar Grevenmacher was een saai stuk, maar dankzij onze draftechniek in recordtijd gelopen.
Grevenmacher stond beschreven als een pittoresk plaatsje, dus hebben we er nog maar een kilometer sightseeing aan vast geknoopt, met als eindpunt een patisserie, weliswaar zonder appeltaart, maar wel veel ander lekkers.
Vervolgens was het auto ophalen en op weg naar Stadtbredimus, waar we 3 nachten in hotel l’Ecluse zouden overnachten.
Dat bleek gunstig gelegen, aan de doorgaande weg en met bushalte voor de deur. En van die bushalte hebben we de volgende dag gebruik gemaakt door nu eens geen autotruc te doen, maar gewoon de bus naar Grevenmacher te pakken en te eindigen bij het hotel. Een beste keus.
Gelukkig hadden we een kamer aan de achterkant, met uitzicht op tuin en wijngaarden. Je weet het anders maar nooit aan zo’n doorgaande weg.
Een restaurant was aanwezig en bood Gijs een stevige biefstuk en aangezien ze een poster hadden met ‘les moules sont arrivees’ liet ik me een enorme pan mosselen in knoflookroomsaus goed smaken.
De overige avonden aten we ‘buitenshuis’. Even verderop bleek de beste Chinees van Europa te zitten (ook de vriendelijkste en de goedkoopste) en de laatste avond hebben we in Remich een overheerlijke salade met warme geitenkaas verorberd.
Het traject Grevenmacher – Stadtbredimus hebben we voor een deel in de miezerige regen gelopen. Eigenlijk niet erg, behalve dan voor Gijs, die zijn capuchon thuis had laten liggen, maar daar kreeg hij dan ook een keukenrol voor aangeboden bij de koffiestop. Het voelt altijd goed als je bepaalde dingen niet voor niks hebt meegenomen. Dus de regenkleding bleef niet ongebruikt in de tas.
Bovendien was het in de middag praktisch droog.




Tijdens deze wandeling hebben we ons vaak verbaasd over de verscheidenheid aan bouwstijlen in Luxemburg (in België was dat zo mogelijk trouwens nog erger). Het lijkt wel of sommige mensen er alles voor over hebben om maar in iets te wonen dat  waarschijnlijk op een kasteel moet lijken. Blijkbaar kan en mag dat allemaal. Wel was ik jaloers op het uitzicht dat veel huizen hadden, op Moezel en wijngaard. Dat is toch heel wat benijdenswaardiger dan uitzicht op de flats van Zoetermeer en de treurwilg van de buren.


Over treurwilg gesproken……. De tv die we op de kamer hadden, maakte melding van het overlijden van André Hazes en daar treurden wij even om en Hazes-liedjes bleven de komende dagen door mijn hoofd spoken. Jammer dat het geen wandelmuziek was, anders hadden we goed in de maat kunnen lopen en zingen.
Dan kwam vrijdag de laatste volle wandeldag.


Het was al duidelijk dat we het stuk Luxemburg niet helemaal af zouden krijgen, maar dat we gelukkig toch al wel even in Frankrijk zouden komen en wel net voorbij Mondorf-les-Bains.
Gijs parkeerde zijn auto net over de grens vrijdagochtend en wij eindigden dus die dag in Frankrijk!
Maar daarvoor moest eerst nog gelopen worden. Eerst nog een aangenaam stuk door het bos tussen Stadtbredimus en Remich, daarna flaneren over de beeldenboulevard van Remich (leek wel een variatie op beelden aan zee in Scheveningen) , een stuk langs de Moezel, liever gezegd boven de Moezel en uiteindelijk draaiden we van de Moezel af om weer naar het westen te gaan, langs de zuidgrens van Luxemburg. Maar niet voor we stil hadden gestaan bij het imposante beeld van de H. Donatius, die de taak op zich heeft genomen de wijngaarden te beschermen tegen donder en bliksem. Dat beeld had dan ook een stevige bliksemschicht in de hand. De dag ervoor waren we ook al een kapel voor diezelfde heilige tegen gekomen, jawel, ook tussen de wijngaarden.
Wijn is er trouwens goedkoper dan koffie, 1,25 tegen 1,60!! Maar ja, om zo tijdens het wandelen al in de ochtend aan de wijn te gaan….. nee, zo zuinig waren we niet. (alhoewel…..)
In het typische Moezeldorp (ik citeer het boekje, ik heb het niet zelf bedacht) Wellenstein was het een geval van 2. en 3. (cafés tijdelijk gesloten en toevallig op dat moment even gesloten), dus zochten wij een druivenpers op een pleintje op om daar heerlijk, nog net in het zonnetje de thermoskan met heet water tot thee om te toveren. Earl Grey, tis maar dat jullie het weten.


Toen wij eenmaal westwaarts waren gegaan, volgens de instructies uit het boekje, werd het voor het eerst minder stijgen en dalen, dat was heeeeel welkom. Minder leuk was dat het landschap wat saai werd. Maar dat kon ook niet anders na zoveel moois de dagen ervoor.
Mondorf-les-Bains is een ouderwets en nostalgisch kuuroord, uit een tijd dat chique lui een vakantiebestemming zochten die paste bij hun kwaal. Welke mineralen Mondorf bood is me niet duidelijk geworden. (misschien iets tegen verzuurde spieren?) Wel  was het handig dat de diverse kuurbaden en bijbehorende faciliteiten met overdekte paden met elkaar waren verbonden en dat die deel uit maakten van onze route, zo bleven we namelijk droog tijdens een stortbui. En aan het eind van de overkapping was weer een patisserie, dus dat was ook heel gunstig.
De auto in Frankrijk opgehaald en terug naar l’Ecluse voor de laatste overnachting.
Het plan was om het weer te laten bepalen of we de volgende dag nog wat zouden lopen of direct richting Nederland zouden gaan.
Het bleek te regenen. Maar omdat iedere kilometer ons dichter bij Nice zou brengen, besloten we toch nog een tochtje van 9 km te maken, naar Hellange. Er stond in het boekje dat Mondorf-Altwies 2,6 km was, Altwies-Aspelt 2,8 en Aspelt-Hellange 4,2 km. Makkelijk rekensommetje dus. Dat we uiteindelijk op 12 km uitkwamen is niet onze schuld! Er bleek een foute km opgave in het boekje te staan: 4,2 moest zijn 8,2, wat vervolgens weer minder bleek te zijn door een routewijziging in verband met een inmiddels aangelegde snelweg.
Het toeval wilde dat we zaterdagmiddag om 12.15 eindigden in Hellange, exact hetzelfde tijdstip waarop we de week ervoor in Gmünd waren gestart, dus precies 1 week gelopen.


Dat gaf een zeer voldaan gevoel, want alles bij elkaar hadden we dan toch maar ruim 150 kilometer onder de zolen.
De patisserie in Mondorf  bleek onderhevig te zijn aan punt 3, dus we moesten uitwijken naar brasserie Paris, waar we helaas de week niet met appeltaart konden afsluiten. Appeltaart, en zelfs hele goede, bleken ze wel te hebben bij de AC vlak voor Luik, op de terugweg.
Die terugweg verliep voorspoedig, geen vakantiedrukte, dat is het voordeel van september.
En in Nederland teruggekomen bleek het te regenen, de hele week al ongeveer. Hadden wij toch maar weer geboft.
Zouden we de volgende keer weer zo boffen met het weer en alles?
Dat blijft voorlopig nog een vraag. Want de volgende keer, dat wordt., als de plannen doorgaan, april 2005.

Beste ontdekking deze week: de Chinees in Remich
Beste koop: mijn nieuwe Hanwag schoenen
Beste bagage-onderdeel: thermoskan en theezakjes
Beste uitzichtpunt: na de steile klim vanaf kapel Bildchen
Beste jeugdherberg van de wereld: Vianden

 Mirjam


inhoudVolgende